Maar goed, dat bordje. Het stond aan de rand van het bos, aan het begin van een smal loperspaadje dat ik dromen kan. Vaste rondjes, ze vervelen soms, maar dit rondje kan ik honderd keer achter elkaar lopen en honderd keer zal ik me verwonderen, ware het niet dat ik dan achthonderd kilometer in de benen zou hebben, equivalent aan zo’n negen keer de Comrades Marathon, dik drie keer de Marathon des Sables of vijf Barkleys. Dus doe ik het soms twee keer; zestien kilometer heuveltraining door zuivere lucht, bos in bos uit, het mooiste duurloopje dat ik me kan indenken.
Een jaar geleden liep ik het pad voor het laatst, dus nu ik het bordje nader, wetend dat ik daarna het bos in duik, versnelt mijn hartslag van vreugde. Maar ik raak gedesoriënteerd. Achter het bordje hoort een muur van naald- bomen hoog op te rijzen, geschenk van Odin aan zijn Vikingen: kaarsrechte masten voor hun schepen. Mijn ogen zoeken naar vertrouwde kleuren en vormen die ik uit een lopersbibliotheekje vol visuele indrukken zo uit mijn hersens kan opdiepen. Vergeefs. Die hersens rennen zich rot, op zoek naar aanknopingspunten, terwijl ik zelf ver- traag en steeds verwarder om me heen kijk. Waarneming en begrip lopen compleet uit de pas en ten slotte vallen mijn benen stil. Ietwat ontheemd draai ik om mijn as. Stronken, overal stronken. Honderden, duizenden zielloze, zwijgende stronken, tot waar het oog reikt. Zaagsporen op het horizontale vlak, kleverig van hars. Hier en daar staat nog een eenzaam plukje berken. Vreemde, broodmagere witte staken, twintig, dertig meter hoog. Vanaf het meer in de verte kruipt mist het lege land op. Het is doodstil. Het bordje staat er nog. Het bos is weg.
Klam en besluiteloos sta ik maar te staan, naast een armetierig bordje, omringd door heel veel niets. Minuten verstrijken. Dan, als de ochtendzon met haar warmte de mist langzaam oplost, dringt de platte werkelijkheid tot me door. Ik, domme romanticus, liep niet door een spe- ciaal voor mij bewaard feeëriek lopersparadijs, maar door levend kapitaal. Productiebos. Hout voor de bouw. Voor spaanplaat. Papierpulp voor De Telegraaf en de foldertjes van Kruidvat. Voor plankjes en balkjes bij de Gamma en de Karwei. Loop een doe-het-zelfmarkt binnen en je loopt tegen een Zweeds bos aan. ‘Hééé, jij daar! Ja jij, met die kar vol balken! Afblijven! Dat is mijn bos! Leg terug!’
Wat nu? Waar is mijn bos? Waar moet ik lopen? Schijnbaar autonoom zetten mijn benen zich weer in bewegingals mijn hart nog protesteert en mijn hoofd blijft malen. Wat een minne streek van die houthakkers. Gestolen hebben ze het, ze hebben het bos gewoon gejat toen ik er niet was. Afgevoerd op rammelende vrachtwagens richting zagerij. Een pittig bultje opploegend, realiseer ik me dat het natuurlijk allemaal een kwestie van perspectief is. Zie ik een paar stammen liggen langs een beek, dan denk ik aan de bevers die daar aan het bouwen zijn. Mooi.
De boseigenaar ziet omgeknaagde omzet. Niet zo mooi. Na het bultje volgt een moerassig stuk vol verraderlijke boomwortels en stenen. Hoe hard groeit het Zweedse bos? Komt er bos bij of krimpt het? Een sprongetje over een stroompje van een meter breed loopt net goed af. Nooit landen op gladde keien is het devies. Hoeveel bomen staan er in Zweden? Ah, hier ga ik het bos uit, nou ja, het virtuele bos, en steek een grindpad over. Werktuigelijk kijk ik links en rechts. Grotere kans op een overstekende boommarter dan op aanstormend verkeer. Staat er nog oerbos in Scandinavië? Hoe oud zijn die bomen?
Aan de overkant van het grindpad loop ik door jonge aanwas. Er staan nog een paar oude moederbomen. Solitaire zuilen die tientallen meters boven alle jonkies uittorenen. Hoeveel bos gaat er jaarlijks tegen de vlakte? Hoe zit het met de bossen waar Sami hun rendieren hoeden? Na het jonge bos volgt een nieuw stuk troosteloze kaalkap. Maar ook zie ik overal sporen van vitaliteit.
Opschietend groen, tussen takkenbossen, op boomstronken, op het pad. Zal het bos herstellen, keert alles weer terug? Hoeveel tijd gaat daar overheen? De laatste twee kilometer gaan door boerenland, de ossen van boer Anders liggen herkauwend in de schaduw, in de vallei glimt het meer. Later zal ik van Anders horen dat hij vindt dat er te vroeg gekapt is. Maar een literair aangelegd insect trok zijn eigen plan: de letterzetterkever. Die vreet
je bos op zodra je je omdraait. Droger wordende bossen verliezen hun afweer, voordat je slechts letterzetterknaagsel oogst kun je er maar beter de zaag inzetten. Wat is de gemiddelde omlooptijd van een Zweeds bos? Halverwege Anders’ velden volgt een kilometertje vals plat, met als vilein beloninkje aan het eind een steil stuk waarop ik van mezelf niet mag vertragen. Als ik alle potentiële enkelbrekers heb omzeild, struikel ik bijna over een in de zon opwarmende adder op het laatste stuk grindpad naar huis. Adders liggen graag opgerold, ze vallen niet op tussen steen en droge takken. Hij slingert sloom het groen in, een stevige jongen, die tikt de zeventig centimeter wel aan.
Die nacht droom ik onrustig. Ik loop door waar het bos was. Eindeloze kilometers door eindeloos grijs, dood land. Een tikkie somber word ik wakker. Bij de koffie check ik mijn heuvelloopje. Ruim 16 kilometer. In Zweden staan 87 miljard bomen. Ik liep een pace van 6:35. Van het Zweedse bos gaat 200.000 hectare per jaar tegen de vlakte. Mijn hartslag zat in zone 3, keurig. Een hectare fijnspar groeit aan met 7 kubieke meter per jaar. Tegen die groei is niet aan te kappen, er komt bos bij. Mijn paslengte was 93 centimeter. In Lapland staat nog oerbos met bomen van 700 jaar oud, 1000 kan ook. Mijn cadans was 168 stappen per minuut. Een spar in Fulufjället heeft de oudste wortelstructuren ter wereld: 9500 jaar. Mijn VO2 max is 44, niet heel beroerd voor een bok van 63. Kaalkap bete- kent verarming en ernstige aantasting van biodiversiteit, waarschuwen ecologen. De Rode Lijst van bedreigde plant- en diersoorten in Zweden is lang en wordt langer. Mijn hartslag in rust is 48. De omlooptijd van een Zweeds bos is 60 tot 80 jaar, daarna ronken de zagen. De Sami en hun rendieren verliezen in hoog tempo hun oude boreale bos: in de laatste 60 jaar verdween ruim de helft.
Ach. De cijfers, de diagrammen. Ik denk er niet aan als ik loop. Ze zijn beeldschermverslaving achteraf. En die houtstatistieken dan? Abstract, alarmerend en banaal. Zweden verandert in een plantage en ondertussen trek- ken we in Europa massaal Scandinavische bossen door de plee. Die leveren pulp voor ons satijnzachte, drielaagse wc-papier. Ik pieker. Bezorgd of ik mijn lopersgeluk nu ook in dit riool vol bezwarende cijfers heb gemikt. Twee dagen later loop ik weer een ronde door het bos. Een nieuwe. Over een breed steenpad, lange stukken heuvelop- en af. Vanochtend heb ik spinnend van plezier mijn nieuwe trailschoenen aangetrokken. De somberte is weg en heeft plaatsgemaakt voor een jubelend soort lichtheid. Zin! Het berkenblad vergeelt. De eerste cantharellen prikken door het groen. Je kunt de herfst al ruiken. Ik bijt me vast in het pad dat voor me uit slingert, honderden meters gaat het omhoog en omhoog. Om me heen niets dan bomen, bomen, bomen.
Tekst: Ulbo de Sitter