In de gladde weerspiegeling van de plas spoelt modder van mijn schoenen af. De rimpelingen en zandsporen kolken na, tot de rust weer nadert. Dit bos herkent de loper aan het gemoed. De tred gejaagd tot bij die bocht. Het is altijd dezelfde bocht waar de hartslag wat daalt, er wildsporen worden gevonden en soms een ree gespot. Vandaag weinig geluk, toch hoort het bij deze route. Het pad is overwoekerd in de zomer, de voetsporen van gisteren staan er nog, ondanks de lichte regenbui.
Over wat liggende boomstammen heen zigzaggend door dit overwoekerd pad. Het groen schittert in zoveel tinten dat ook op schaduwplekken de ogen even stijf worden dichtgeknepen. Al sinds de winter met alles bruin, is de transformatie meer dan even bloeien. De groei in die paar maanden blijft een schouwspel wat verbazingwekkend is. De juiste regenval, meer dan genoeg zonlicht en dan vlieg je over krappe paadjes waar het groen kietelt boven de rand van de sokken. Het resterende regenwater sijpelt omlaag en verfrist de tenen. Een paar slokken drinken, even oriënteren of er wat veranderd is.
Elke dag is anders in mijn perspectief. Een bos leeft en bomen vertellen iets over de uren die verstrijken. Verse bladeren op de bodem geuren naar de windvlagen van de nacht, krachten die ze lieten vallen. Platgestampt door wild, een paar herten misschien. Dit pad is soms oneindig door warmte die dwars door de bladeren brandt en op schouders valt wat zweet doet stromen en vliegen doet strompelen. Links staan jonge dennen met hun takken uitdagend op gezichtshoogte, zodat het zwiept en een kras achterlaat. Dan is een zigzag niet genoeg en tranen de ogen.
De geur van hars vult mijn neus bedwelmend en dwingend, daarmee lost de geur van pasgevallen regen op. Ook is dit pad soms met enkele stappen vergeten door versnellen misschien, maar ook door haast. Het volle hoofd moet leeg gedacht worden onderweg, op zoek naar stilte in de stilte. Daar staan de vijf rode eiken in stilte op een rij, als zij al praten is het ondergronds. Een aantal wortels ligt bovengronds waarbij de gedachten komen dat de aarde proeven vandaag niet gewenst is. Het aantal stappen per minuut neemt af, met een kleine sprong hier en daar voorbij de rode eiken.
De heuvel meepakkend met het mulle zandpad, voorhet uitzicht of om met het stijgen wat uit te hijgen. Een paar meter verschil is het om alles te overzien. Waarheen het pad leidt, kronkelend tussen zoveelbomen dat tellen ervan niet te doen is. Al wordt het sommige dagen geprobeerd om bezig te zijn met meer dan blijven staan in de eenbenige beweging van het harder lopen dan gisteren. Een rondje om de as met eenextra slok water, een glimlach dat dit elke keer weer het resultaat is van een klim die begint met weinig hoop of zin. Extra moeite om meer te zien dan enkel ooghoogte en altijd verbazing dat het groen en blauw is zover het zicht reikt. De bladeren breken zonnestralen, dansend tot ver in de verte. Hoe ver gaat het nog?
Wat achter me ligt, bestaat alleen nog in herinneringen. Kilometers lang dwalen tot de stilte benaderbaar wordt, schakel denken uit. De vaart erop, gedachten eruit racen. Het hout kraakt in een windvlaag, verder is er weinig geluid. De vogels kwetteren normaal zo hard. Het stampen is wellicht te luid nu twijfel toeslaat, ermee de loophouding vernietigd. Op adem komen, wandel dan een stukje, niet te lang, maar net die paar stappen door het mulle zand van het paardenpad. Bij het vooruitkijkendwaalt een edelhert over het zand, links, rechts, het groen weer in. Onderweg naar ruimte, naar het open veld met heide, wat toevallig ook het draaipunt is. Alles schreeuwt, als een TomTom die je dwingt te keren, ‘keer nu om’ of ‘maak een U-turn’. Maar het vaste keerpunt van deze trainingsroute hoort bij de routine. Routines waar met klem aan gehouden moet worden omdat een excuus altijd meer pijn doet dan doorzetten. Het bekende tafereel nadert: hoge beukenbomen omringen een stuk heide waaromheen een pad ligt. De hoop is geen mensen te passeren, gewoon alleen omsingeld door dit prachtige plaatje. Ongemak wringt tussen de stappen door, hier ontmoetende angsten en hoop elkaar. Het is niet dat het niet mooi is, het is prachtig.
Meer nog dan afgelopen tijd is naar huis gaan niet iets wat gewenst is, toch is doorlopen lastig. Een pad in dat veel kruispunten kent, waarvan er meerdere een shortcut zijn, weg van de overweldiging van die pijn. Angst om te gaan zwerven en dan verkeerd te lopen, nog erger om in het spoor van andere te raken. Zodat het zoeken wordt naar een richting waaral helemaal niemand komt. Al komen de zwijnen hier overal, bijna struikelend over wroetsporen die midden op het pad liggen. Zelden is het eenzaam hier, de dieren zijn er elke dag en ook op onverwachte plekken. Hier de sporen vinden en het bijna vallen maakt het hoofd weer lichter. Het zwerven dat dwalen wordt op bekend terrein. Langs het vossenhol, een klimmetje omhoog voor wat hoogtemeters. Langzaam komt het einde, dicht bij de parkeerplaats. Al staan er weinig auto’s en is de stilte van het woud nog niet doorbroken. Uithijgen, inademen, elke stap is weer gedaan en klaar, ook al kan het hoofd niet altijd door. Het kan altijd verder in de hardheid en schoonheid van pure rust.
Tekst: Sifra Saarloos