Techniek
De techniek van hardlopen in de bergen is niet in één model te gieten. Daarvoor is het van te veel factoren afhankelijk, zoals de steilheid van de helling, de ondergrond en je loopsnelheid. De ene helling van 8% is de andere niet: het maakt veel verschil of het een droog karrespoor is, een spekglad modderpad met boomwortels of een singletrack over de rotsen met losse stenen. Bovendien spelen je conditie en ervaring mee, net als de duur van de inspanning en, uiteraard, of je omhoog of naar beneden loopt. Altijd geldt: ga uiterst zuinig met je krachten om, loop met korte pasjes en een hoog beenritme.
Techniek: Omhoog
Loop je omhoog, houd de romp dan ietsjes voorover. Je hoofd is rechtop, de blik gericht op het pad enkele meters voor je. Kijk af en toe wat verder om te weten wat je te wachten staat. De landing is vooral op de voorvoet. De benen zijn gebogen en bij de afzet is de knie nagenoeg gestrekt. Beperk de strekking van de enkel bij de afzet (geen toe-off), laat de bilspieren en quadriceps het werk doen. Er is een goede knie-inzet van het voorste been. Ga echter niet met sprongen, maar met kleine, efficiënte pasjes omhoog. Probeer de pasfrequentie tijdens de klim min of meer constant te houden. Je doseert je loopsnelheid met de lengte van de passen. De armen bewegen dicht langs je lichaam en ondersteunen het beenritme.
Ga zuinig om met je energie, blijf uit het rood en schroom dus niet om over te gaan op wandelen als je merkt dat de ademhaling te diep gaat of de benen verzuren. Je kunt stokken gebruiken om je evenwicht te bewaren. Ze maken het mogelijk om je armkracht te gebruiken bij het omhooglopen. Wil je genieten van het uitzicht of even wat eten en drinken: neem geen risico en stop op een veilige plek. En heb je tegenliggers? Omhooglopers krijgen voorrang van de afdalers.
Techniek: Omlaag
Anders dan bij het fietsen vraagt het afdalen veel energie. Het is absoluut geen rustmoment! De romphouding en je voetlanding zijn de snelheidsregelaars. Om af te remmen leun je licht achterover, land je wat meer op de hielen en maak je de pasjes kleiner. De benen blijven licht gebogen, er is geen knie-inzet. De belangrijkste functie van de armen is nu het evenwicht bewaren. Daarom zijn ze wat minder gebogen en bewegen de ellebogen zich verder van de romp. Berucht is de spierpijn tijdens en na een afdaling, vooral in de quadriceps. Deze heeft te maken met het zogenoemde excentrische karakter van de spieracties. Normaalgesproken worden spieren korter als je ze aanspant; tijdens een afdaling worden ze juist langer en dat zorgt voor meer spierschade. Concentreer je op het pad voor je en anticipeer op bochten en obstakels. Ga over op wandelen als je geen goede controle over je snelheid kunt houden, of als het erg technisch of gevaarlijk wordt.
Je kunt stokken gebruiken als extra ondersteuning van je balans. Zijn er tegenliggers? Als afdaler moet je aan de kant gaan om de omhooglopers niet te hinderen.