Vetverbranding begrijpen
Om vetweefsel te verbranden, heeft je lichaam zuurstof nodig. Tijdens lichte inspanning – zoals joggen in een rustig tempo – is zuurstof in voldoende mate beschikbaar, waardoor vet een belangrijke energiebron wordt. Dit noem je aeroob trainen – letterlijk: “met zuurstof”. Bij korte, explosieve inspanning – zoals sprinten of een intensieve interval – is er minder tijd om zuurstof te gebruiken. Je lichaam schakelt dan over op een andere manier van energieproductie: anaeroob (“zonder zuurstof”). In dat geval verbrand je vooral koolhydraten, omdat die sneller beschikbaar zijn.
Voor een zo hoog mogelijke vetverbranding hoef je dus niet heel hard te lopen. De ideale vetverbrandingszone ligt zo tussen de 50 en 65 % van je maximale hartslag. Als vuistregel kun je 45 tot 50 slagen onder je maximale hartslag gaan zitten. Deze hartslag kun je bepalen met de formule ‘220 – je leeftijd’. Dit is slechts een indicatie van je maximale hartslag. Als je het exact wil weten kun je bij een sportarts een maximaaltest doen om zo je verschillende zones te bepalen.