Dat Zuid-Afrika toentertijd een turbulent politiek klimaat had, met een sportklimaat dat wellicht net zo rumoerig was als de politieke situatie in het land zelf, stond begin jaren 70 als een paal boven water. Internationale boycots, politieke spanningen en strikte regels bepaalden welke rassen mochten deelnemen aan sport- wedstrijden – en vooral welke niet.
Apartheid werd in 1948 door de Zuid-Afrikaanse politiek ingevoerd als integraal systeem van rassenscheiding, waarbij de zwarte bevolking stelselmatig door de blanke minderheid werd onderdrukt en als minderwaardig werd behandeld.
Wat steeds meer sporters in binnen- en buitenland begonnen te beseffen, was dat het land gebukt ging onder een verstikkend apartheidsregime. Rassenscheiding was niet alleen een maatschappelijke realiteit, maar ook diep verankerd in de sport. Het was simpelweg verboden voor zwarte en witte atleten om samen te strijden op de atletiekbaan.
Op het absolute hoogtepunt van de apartheid, in 1971, besloot een groep Nederlandse hardlopers de ongeschreven regels te doorbreken en af te reizen naar Kaapstad. Zij namen deel aan een 800 en 1500 meter-race, om daar zij aan zij met de door apartheid onderdrukte Zuid-Afrikaanse atleten de strijd aan te gaan in de eerste internationale interraciale wedstrijden sinds de invoering van apartheid. Een ongekende stap in een tijd waarin interraciaal sporten in Zuid-Afrika nog een groot taboe was.
De toenmalige bondscoach Cees Koppelaar had zich hiervoor vol overgave ingezet en had een groepje Nederlandse sporters bereid gevonden om deel te nemen aan het unieke initiatief. Dankzij de steun van de Atletiekunie kreeg de Nederlandse afvaardiging groen licht om af te reizen naar het internationaal geboycotte land. Naast Wassenaar deden ook de Nederlands recordhouder op de 800 meter (1.46.4) Sjef Hensgens mee, alsmede Joke van der Stelt, die deelnam aan de 1500 vrouwen. Delegatieleider was Jan van Heek, de vroegere Nederlands kampioen op de tienkamp.
Bram Wassenaar bewaart warme herinneringen aan de historische “mixed” hardloopwedstrijd en hij herinnert zich de avond in het zinderende Green Point Stadium in Kaapstad nog goed.
Voor het eerst deelden witte en zwarte topatleten in Zuid-Afrika op vriendschappelijke wijze dezelfde atletiekbaan en hij besefte dat hij deel uitmaakte van een historisch moment in de sportgeschiedenis. Het stadion was die avond volledig uitverkocht en zowel de zwarte als witte bevolking deelden samen gebroederlijk de bomvolle tribunes. Het was eind november (het begin van de zomer op het zuidelijk halfrond) en de sfeer was warm en bijna broeierig. Wassenaar – net aangekomen uit het koude Nederland – werd tweede op de 1500 meter. Tijdens de ereronde – die hij samen met de winnaar liep – werd hij uitbundig toegejuicht door het uitzinnige publiek.
Of het evenement bedoeld was als publiciteitsstunt of als poging van het regime om internationale goodwill te kweken, blijft een mysterie. Maar één ding staat vast: de impact was enorm.
De warme herinneringen van Wassenaar spreken boekdelen. De atleten omarmden elkaar niet alleen op de baan, maar ook daarbuiten – een gebaar dat breed werd uitgemeten in de lokale en internationale pers.
Hoewel de wedstrijd slechts een kleine stap in de internationale strijd tegen apartheid was, diende het initiatief evengoed als inspiratiebron voor de talloze atleten die volgden. Het bracht niet alleen hoop en zelfvertrouwen voor de lokale onderdrukte bevolking, maar bewees dat sport een brug kan slaan, zelfs in tijden van diepe verdeeldheid. Een boodschap die, tot op de dag van vandaag, niets aan relevantie heeft ingeboet.
Tekst: Paul Jaspers