De basisregels voor een training op de atletiekbaan

Donderdag, 10 februari 2022
De basisregels voor een training op de atletiekbaan
© BSR Agency

Nu het buiten vroeg donker is, is het slim om een deel van je trainingen te verplaatsen naar de atletiekbaan. Daar kun je de hele winter 's avonds goed blijven trainen met verlichting. Op die manier werk je met intervallen aan je snelheid en in een groep is het ook nog gezellig en motiverend. Maar hoe werkt dat op een atletiekbaan? We geven de basisregels.

Een atletiekbaan is 400 meter lang, in de binnenste baan. Bij elke baan daarbuiten komt er steeds 7,5 meter bij. Dat is een verwaarloosbare afstand, maar tijdens wedstrijden wel degelijk van belang. Dat is ook de reden dat de meeste lopers graag in baan 1 lopen. Om een baantraining veilig te laten verlopen zijn een aantal basisregels afgesproken:

1. Positie op de baan

De binnenbaan is voor de snelle lopers. Daar wordt op tempo gelopen tijdens interval- of duurprogramma's. Als je een langzamere loper bent of als je tussen setjes actieve rust hebt kun je in baan 2 of hoger gaan lopen. Baan 1 is in ieder geval niet bedoeld om in stil te staan of met meerdere lopers naast elkaar te lopen.

2. De juiste richting

Bij in- en uitlopen loop je met de klok mee en het liefst helemaal aan de buitenkant van de baan. Snellere lopers die een intervalprogramma, versnelling of snelle duurloop doen, lopen tegen de klok in.

3. Inhalen

Als je in baan 1 loopt en een snellere loper wil je inhalen kan het gebeuren dat hij of zij "BAAN!" roept. Dat betekent dat je ruimte moet maken voor de achterop komende loper. Wil je zelf inhalen dan doe je dat altijd aan de rechterkant. Het is niet verstandig om links via het gootje in te halen, want dan kun je net je enkel verzwikken.

4. Stoppen

Ben je klaar met je setje of tempoblokje, dan komt het moment dat je de snelle baan moet verlaten. Kijk even goed of er geen snelle lopers direct achter je zitten, want anders zou je die kunnen hinderen. Geef daarom bij de finish aan dat je naar rechts gaat, net als op de fiets eigenlijk.

5. Houd rekening met andere atleten

Je deelt de atletiekbaan vaak ook met andere baanatleten. Zo kunnen de rechte stukken baan bijvoorbeeld voor de sprint- of hordengroep zijn gereserveerd. Let ook op met oversteken via het middenveld, daar kunnen bijvoorbeeld speer- of discuswerpers actief zijn. Informeer bij jouw atletiekclub altijd even wat de afspraken zijn.