Er komt geen geluk kijken bij het voltooien van een marathon. De ingrediënten zijn simpel: toewijding, opoffering, vastberadenheid en rauwe vasthoudendheid. Niets ingewikkelds hier, maar ook niets makkelijks.
Dus begin je aan je training om je lichaam voor te bereiden op de ont- beringen van 42,195 kilometer rennen. Je weigert compromissen te sluiten en wijdt je volledig aan de wedstrijd voor je, en je geeft alles wat je hebt. Maar je weet dat de marathon meer zal vragen. In de donkere hoeken van je geest zegt een sombere stem: ‘Dit kun je niet, niet jij.’ Je doet je best om de interne cynicus te negeren, maar die knagende stem van zelftwijfel verdwijnt niet.
De marathon schudt je tot in de kern. Het ontleedt je essentie, haalt al je beschermende barrières weg en legt je innerlijke ziel bloot. Op een moment dat je het meest kwetsbaar bent, toont de marathon geen medelijden. De marathon vertelt je dat het je pijn zal doen, dat het je gedemoraliseerd en verslagen achter zal laten, verpletterd en levenloos als een ellendig hoopje langs de kant van de weg. De marathon vertelt je dat het niet overwonnen kan worden, niet door jou. ‘HA!’ spot het met je. ‘In je dromen misschien...’
Je vecht echter terug en staat moedig aan die startlijn, in afwachting van het startschot. Wanneer het klinkt, buig je je hoofd en stort je je in de afgrond, wetende eerlijk in je hart dat je de laatste maanden ofwel hebt gedaan wat je moest doen of dat je onderweg de kantjes eraf gelopen hebt. Je begrijpt, hier kun je niet tegen jezelf liegen. De marathon doorziet excuses, shortcuts, luiheid en andere zonden. You can’t fake your way through a marathon.
Alles gaat goed in de eerste helft. Maar langzaam, stap voor stap, neemt de pijn toe naarmate de intensiteit van de inspanning toeneemt. Je blijft standvastig, wetende dat je niet hebt gesjoemeld met je training, dat je geen shortcuts hebt genomen, dat elke stap is verdiend door maanden en jaren van rigoureuze voorbereiding en hard werken. Toch groeit bij elke uitputtende stap een klein knagend gefluister van zelftwijfel steeds luider.
Zonder oorlog weten mensen niet of zij helden of lafaards zijn. De marathon geeft ons die oorlog. Bij het dertigkilometerpunt punt trek je je moed in twijfel; die dreigende stem van onzekerheid is nu alles wat je kunt horen. Het doet zo veel pijn dat je wilt stoppen. Het doet zo veel pijn dat je moet stoppen. Maar je stopt niet. Deze keer negeer je die stem, je negeert de criticasters die hebben gezegd dat je niet goed genoeg bent, niet sterk genoeg bent, niet van het juiste materiaal gemaakt bent, en luistert alleen naar de passie binnenin je hart. Die brandende wens vertelt je om vooruit te blijven gaan, om door te blijven gaan, ongeacht de inspanning. Moed komt in vele vormen, en het lopen van een marathon vraagt de moed om door te blijven lopen en niet op te geven, ongeacht hoe hopeloos de situatie wordt. En hopeloos kan het zeker worden. Bij het tweeënveertigkilometer- punt kun je het parcours nauwelijks meer zien, je zicht wankelend terwijl je gevaarlijk op het randje van, ja van wat, balanceert.
En dan, plotseling, doemt daar de finishlijn voor je op. Tranen stromen over je wangen terwijl je beseft dat je het misschien gaat halen, dat je misschien echt een marathon gaat uitlopen. Eindelijk, na een lange periode van marteling en zwoegen, kun je die twijfelende stem in je hoofd met een luid ‘Ja hoor, dat kan ik!’ beantwoorden.
Je stort over die finishlijn en bent voorgoed bevrijd van de gevangenis van zelftwijfel en beperkingen die je opgesloten hielden. Je hebt meer over jezelf geleerd in de afgelopen 42,195 kilometer dan je je hele leven hebt geweten. Je hebt jezelf voor eeuwig bevrijd van die ketenen die je tegenhouden. Zelfs als je dagenlang alleen maar mank kunt lopen, zelfs als je aan je bed gekluisterd bent, ben je nog nooit zo vrij geweest.
Als men je wegleidt van de finish, een space blanket om je heen gewikkeld, amper in staat je hoofd hoog te houden, dan ben je tot rust gekomen… Die ontmoedigende tegenstander die je je hele leven heeft achtervolgd, is nu je bevrijder, je dierbaarste bondgenoot geworden. Je hebt gedaan wat maar weinigen ooit zullen doen – je hebt gedaan wat je dacht dat je nooit zou kunnen doen – en het is de meest glorieuze, onvergetelijke bewustwording ooit.
Je bent nu, boven alles, een marathonloper, en je zult deze onderscheiding niet alleen dragen middels de medaille om je nek, maar vooral diep in je hart, en dit alles voor de rest van je jaren. Niets kan dat ooit van je afnemen. Net als Pheidippides, de originele Griekse marathonloper, maak je nu deel uit van het heilige broeder- en zusterschap van de weinigen en de moedigen. Je hebt geestverwanten over grenzen en door de tijd heen. Anderen mogen je bewonderen, je feliciteren en zeggen dat ze trots op je zijn, maar alleen degenen die die finishlijn hebben overschreden, weten wat je voelt.
Het voltooien van een marathon is niet alleen iets wat je hebt gedaan, maar iets wat je bent geworden.
Tekst: Dean Karnazes