We zijn hem nu vergeten, maar aan het begin van de negentiende eeuw was de Noorse hardloper Mensen Ernst niet weg te denken van de voorpagina’s. De eerste professionele ultrarunner liep voor een weddenschap binnen twee weken van Parijs naar Moskou, draafde vervolgens van Constantinopel naar Calcutta (en terug!) en ging daarna al hardlopend naar de toen nog onbekende bronnen van de Nijl. Run, Mensen, run!
Uiteindelijk werd hij in januari 1843 door een Afrikaanse rivier verslagen. Het doel, de onbekende bronnen van de Nijl, de finish die hij zichzelf had opgelegd, bleek buiten bereik. De loper bleef staan, leunde vervolgens uitgeput tegen een boom, legde een natte zakdoek over zijn hoofd, en stierf. Hij zakte langs de stam van de palmboom naar beneden, en bleef daar liggen. Dacht hij in die laatste ogenblikken nog aan de majestueuze fjorden in het verre Noorwegen, aan zijn te jong overleden moeder, aan de honderden wedstrijden waaraan hij had deelgenomen, aan Moskou, waar hij een paar jaar eerder vanuit Parijs naartoe was gedraafd?
Pas vele maanden later hoorden zijn vrienden dat hij in Zuid-Egypte was gestorven, maar toen was het ook meteen groot nieuws. Van Odense tot Leeuwarden, van Paramaribo tot Utrecht, van Aken tot Parijs, van New York tot Batavia, werden teksten geschreven die klonken als: Zoo stierf deze in zijne soort geheel enigen man, verre van zijn vaderland, aan de poorten der voor ons gansch onbekende gewesten der aarde.
Het verhaal nam bijkans mythische vormen aan. Mensen Ernst was al hardlopend vanuit oostelijk Duitsland via Damascus en Jeruzalem op zoek gegaan naar de bronnen van de Nijl, vele maanden was hij onderweg, hij liep meerdere marathons per dag, met een gemiddelde van tien kilometer per uur, levend op brood, koud vlees en wat wijn - en nu was hij dood. Kwam het door uitputting, waren zijn voeten kapot, of was het toch gewoon dysenterie geweest? Waren er misschien struikrovers in het spel? De kranten in het verre Europa speculeerden er lustig op los. Zwerfziek en rusteloos kon hij nooit lang op een en dezelfde plek uithouden. En: Jammer dat hij zo weinig van zijn bevindingen heeft opgetekend!
Een sportheld volgens de moderne definitie van het woord kun je deze nooit stil zittende Noorse zwerver niet noemen, maar overal waar in de eerste helft van de 19de eeuw kranten verschenen, had men van Mensen Ernst gehoord. In Nederland schreef zelfs de Drentsche Courant over hem. Hoogstwaarschijnlijk konden de meeste arme boertjes uit deze provincie nog niet lezen, maar in de plaggenhutten zal toch wel iets zijn doorgesijpeld over deze ‘boodschapper’. Het was nog een tijd dat mensen elkaar bij kaarslicht verhalen doorvertelden, en die - bij het doorgeven - nog iets smeuïger maakten.
Ruim een jaar na zijn dood was hij nog niet van de voorpagina’s verdwenen. De Leeuwarder Courant schreef in november 1844 hoopvol: De Akense krant wil weten, dat de beroemde Noorweegsche hardloper Mensen Ernst, wiens dood aan de Nijlbronnen voorleden jaar gemeld is, werkelijk nog in leven zou zijn, en laatstelijk in Oost-Indië was aangekomen. Ook andere kranten meldden dat hij nog zou leven, en ergens in de buurt van Calcutta zou draven. Mensen Ernst, de beroemde Noorweegsche hardloper, die op eenen togt ter opsporing van der Nijlbronnen jl. jaar in Egypte zou gestorven en bij de Nijl-watervallen
begraven zijn, leeft weder.
De berichten werden nooit bevestigd, waarschijnlijk betrof het een vroeg gevalletje van fakenews. Mensen Ernst was niet als Jezus weder opgestaan, de snelloper was echt dood.
Zijn levensgeschiedenis bleef de rest van die lange 19de eeuw fascineren. In maart 1879 wijdde de The New York Times nog een stuk aan hem, onder de kop: A WONDERFUL RUNNER. Het dagblad schrijft over het op dat moment populaire fenomeen van pedestrianisme (competitief snelwandelen/hardlopen), en noemt Mensen Ernst de grondlegger van deze sportbeoefening. He never walked, but invariably ran, keeping up a long, swinging lope for hours at a time without rest. (...) These rest he took while standing against a tree or other object of support.
Die rustmomentjes stelden overigens niks voor, het waren volgens de Amerikaanse krant slechts "two short rests of 10 or 15 minutes each in 24 hours".
Twintig, dertig minuten rusten per etmaal? Allemachtig, hoe flikte je ‘m dat, Mensen Ernst?
Er bestaan helaas geen foto’s van deze Forrest Gump van de 19de eeuw, de fotografie was net uitgevonden, en hardlopers gingen nog veel te snel voor de langzame sluitertijden van de eerste camera’s. Er zijn wel een paar getekende prenten overgeleverd. Kleine man, in een klassiek ogende tuniek, een paar magere palmbomen op de achtergrond. De voetreiziger heeft een sextant in de hand, het navigatieapparaat waarmee je de richting kunt bepalen. Geen geavanceerde sporthorloges of dure smartphones, Mensen Ernst sleepte al rennende een ouderwetse gradenboog en een kompas met zich mee.
Maar wat weten we van die kerel, die in 1795 of 1799 in een afgelegen dorp in Noorwegen werd geboren? Je zou kunnen zeggen: bitter weinig, maar aan de andere kant werd er, zeker in de eerste helft van de 19de eeuw, al veel over hem geschreven, tot dikke boeken aan toe. Toch is het voor de schrijver in de 21ste eeuw lastig om fictie van waarheid te onderscheiden. Want was Mensen Ernst nou de koning Arthur van het hardlopen, of was hij waarlijk een atleet die wonderbaarlijke prestaties leverde, een loper met vleugels aan zijn voeten?
Geboren werd hij in het gehucht Fresvik, aan de Sognefjorden, de langste fjord van Noorwegen, hemelsbreed zo’n zeventig kilometer ten noorden van de stad Bergen. De man die later als Mensen Ernst door het leven zou stappen, heette bij zijn geboorte nog Mons Monsen Øyri. Hij was de zoon van een arme pachter, die al vroeg zou zijn gestorven. Andere bronnen vermelden echter dat zijn vader zeeman was, die ‘ergens in Afrika’ zou zijn verdwenen - vandaar zijn fascinatie later voor dat destijds nog volledig onbekende continent. Hoe dan ook, in Fresvik - tegenwoordig wonen er zo’n tweehonderd zielen - kon je aan het begin van de 19de eeuw geen kant op. Een weg werd pas in 1976 aangelegd. Je kon dwalen door de bergen die steil omhoogstaken vanuit het zwarte fjord, je afvragend wat er achter die hoge toppen lag, of je kon naar zee. En dat laatste deed Mons Monsen Øyri.
Hij ging naar de zeevaartschool in Kopenhagen - op dat moment nog de hoofdstad van de dubbelmonarchie Denemarken- Noorwegen. Hij leerde er navigeren (dat zou hem later nog van pas komen), monsterde aan als scheepsjongen bij de Engelse marine, en keerde Noorwegen voor eeuwig de rug toe. Hij verengelste zijn naam tot Mensen Ernst en zeilde de wereld rond. In Zuid-Afrika, het zal rond 1817 zijn geweest, ging hij voor het eerst meedoen aan lokale hardloopwedstrijdjes, waar toentertijd flink wat geld viel te verdienen. Hij was goed, al dravende in zijn matrozenpak.
Een paar jaar later was hij in Engeland, waar hij tussen Londen en marinestad Portsmouth deelnam aan een zogenaamde footrace. Hij legde de 72 mijl in negen uur af. Hij won, en verdiende een smak geld. Niet veel later draafde hij van de Britse hoofdstad naar Liverpool, 150 mijl in 32 uur. Kranten schreven er vol verbazing over, Mensen Ernst, de hardloper was geboren. In de taal van die tijd klonk dat zo: Hij verwierf eene schier Europeësche beroemdheid, er werd zulk eene looplust in hem wakker, dat hij sedert met de gezwindheid van een ruiter en de rusteloosheid eener zwaluw, zowel op gebaande als ongebaande
wegen de wereld afliep.
Hij zeilde naar het vasteland, kwam aan in Hamburg, liep naar Berlijn, ging een tijdje wonen op landgoed Annenrode in Thüringen - als zeeman had hij ooit de schoonvader van de landeigenaar het leven gered. Annenrode werd zijn basis, maar stilzitten was doodgaan, en dus trok hij er weer op uit, Europa in, om overal voor flinke sommen geld zijn hardloopkunsten te laten zien. Portugal, Spanje, Zwitserland, Parijs, terug in Kopenhagen waar hij ter vermaak van de duizenden toeschouwers ook op stelten liep. Een andere keer ging hij de strijd aan met paarden of honden, of trok hij opvallende kostuums aan, hij werd een ware showman.
In meer dan zeventig Europese steden moet hij in die jaren als een professional hebben hardgelopen, de Noor liet posters drukken waarop hij aankondigde dat hij er aan kwam. Boeren, burgers, buitenlui, koning, keizer, admiraal - iedereen kwam kijken, heel Europa kende Mensen Ernst, de Løperkongen van de footrace, de koning van het hardlopen. In Kopenhagen moest de Koninklijke Garde de duizenden fans tegenhouden die een glimp wilden opvangen van de legendarische snelloper.
Volgens sommige bronnen onderbrak hij deze tournee om aan te monsteren bij de Britse marine. Zo zou hij hebben deelgenomen aan de slag bij Navarino in 1827 waar een geallieerde vloot de Turks-Egyptische vloot een gevoelige nederlaag toebracht, een nederlaag die de verdere onafhankelijkheid van Griekenland weer een stapje dichterbij bracht, het was de laatste zeeslag in de geschiedenis tussen zeilschepen. Hij reisde vervolgens naar Alexandrië en na een bezoek aan de piramides reisde hij over land naar Jeruzalem, Damascus en Constantinopel (het tegenwoordige Istanbul), waar hij weer deelnam aan een aantal goed bezochte footraces, waar hij tegen de beroemde Turkse koerierslopers liep; vandaar ging hij - natuurlijk - te voet verder naar Boekarest, Wenen, Praag en Dresden. Na een reis van bijna een jaar kwam Mensen Ernst eindelijk ‘thuis’ op Annenrode aan.
Eenmaal uitgerust, ondernam Ernst een voetreis langs België, Nederland, Schotland en opnieuw Frankrijk. In dat laatste land zou hij aan zijn beroemdste wedstrijd beginnen, plannen daartoe had hij al eerder gesmeed. Want hij wilde meer, het werd een beetje routine, dat draven-voor-geld in steden, zoals zijn landgenoot Thor Gotaas een kleine twee eeuwen later zou noteren in zijn monumentale boek Running, A Global History.
We schrijven het jaar 1832. Napoleon was iets meer dan tien jaar dood, maar zijn veldtochten lagen nog stevig verankerd in het collectieve geheugen. In Frankrijk, maar ook in Nederland leefden nog tienduizenden die verplicht als soldaat gediend hadden in een van zijn legers. Vooral de zo dramatisch verlopen veldtocht naar Rusland, precies twintig jaar eerder, bleef fascineren. ‘Wat als ik de 2500 kilometer van Parijs naar Moskou nou eens binnen vijftien dagen afleg?’, zei hij tegen mogelijke sponsors. Doen, zeiden lieden als graaf Gustav Carl Fredrik Löwenhielm, als het je lukt, kun je op een mooi bedrag rekenen.
Op 11 juni 1832 - exact twintig jaar na het begin van de Russische veldtocht van Napoleon Bonaparte - vertrok Mensen Ernst uit Parijs. Een mensenmassa deed hem uitgeleide vanaf het Vendômeplein, nabij de zuil van Napoleon. Diezelfde avond was hij al in Châlons-sur-Marne, 145 kilometer ten oosten van Parijs. Omstanders zagen hem daar langs snellen. Een compacte loper, gespierd, een enigszins gehurkte loopstijl. Een wit shirt, een zwarte broek, een hoed met een pluimveer die ‘komisch’ heen en weer ging tijdens de ‘lange en slepende gang’. Een hardloper, dat kenden ze niet, daar in Châlons-sur-Marne, iemand liep alleen maar hard als hij op de vlucht was voor iets of iemand, dus ze grepen hem vast en sloten hem op in een varkensstal. Maar de Noor liet zich niet opsluiten. Even later liep hij toch weer verder, af en toe witbrood gedoopt in rum etend - ‘rum en witbrood hielden mij op de been in mijn lichte huppeltred.’ Ook pepte hij zich onderweg op met zeker mengseltje uit de apotheek dat hij altoos bij zich droeg.
Twee dagen later was hij in Kaiserslautern, weer later snelde hij langs Krakau, waar de op de akkers zwoegende boeren zich afvroegen of daar een waanzinnige liep, bezeten door de duivel. Ze konden het hem niet vragen, want Mensen Ernst, dat kleine, dunne, grijsharige kereltje met dat verweerde gezicht, was alweer een stip aan de horizon.
Op 19 juni bereikte hij Russisch grondgebied, een paar dagen later ploeterde Mensen Ernst langs Borodino, waar Napoleon twintig jaar eerder de Russen had verslagen. Moskou lag nog slechts een dagtocht weg, en de snelloper had nog ruim 48 uur over. Maar toen ging het toch - bijna - mis. Wantrouwende dorpelingen, niet gewend aan hardlopende vreemdelingen, grepen de dravende zonderling en sloten hem op in een cel. Maar Mensen Ernst wist, via de schoorsteen, te ontsnappen. De dorpelingen zagen hem van het dak afspringen, maar konden zijn snelheid niet bijbenen - hij was alweer weg.
Op naar Moskou, waar hij een dag te vroeg voor de poorten van het Kremlin stond. Hij werd als een held onthaald, moest aanschuiven aan talloze banketten en werd in St. Petersburg voorgesteld aan tsaar Nicolaas I. Daarna keerde hij huiswaarts. Zijn verhalen waren hem vooruit gesneld, dankzij estafettelopers en de optische telegraaf, een vroeg middel van communicatie binnen Europa. Eenmaal terug in Parijs werd zijn hotel bestormd door nieuwsgierigen, die den held van den dag zien wilden. Ook kreeg hij zijn beloofde 4000 franken uitbetaald. Daarna trok hij bedaard naar Zwitserland, gaf hier en daar voorstellingen...
Spoelen we even door in de tijd en kijken we met de bril van 2022 naar de prestaties van Mensen Ernst, dan kun je je afvragen of, en hoe, het mogelijk was (en is) om ruim 2500 kilometer (1600 mijl) binnen veertien dagen af te leggen. Met een gemiddelde van 185 kilometer per dag! Drie rondjes Texel, en dat dag na dag! Zonder volgauto’s, of zelfs meefietsende hulptroepen, dwars door deels onbekend terrein, zonder goede wegen en wegwijzers. Dit menselijk perpetuum mobile moest dus zelf navigeren en de weg vragen én tussen de achttien en twintig uur per dag gelopen hebben, onderwijl ook nog eens tientallen rivieren overstekend.
Kan dat? Of om met tijdgenoten van Mensen Ernst te spreken: Is ’t mogelijk, dat een mensch zoo iets volbrengt, waartoe het beste paard niet in staat zou zijn?
Had ultraloper Jan Knippenberg nog geleefd, dan hadden we het hem kunnen vragen het nog eens dunnetjes over te doen, maar ja, Jan is al jaren dood, en gezien de huidige geopolitieke situatie in oostelijk Europa kun je trouwens momenteel toch niet hardlopen tussen Frankrijk en Rusland.
Wellicht is het Parijs-Moskou-verhaal over Mensen Ernst later flink aangedikt, door onder meer de Duitser Gustav Rieck die in 1844 een boek over hem schreef, waarin veel verzonnen lijkt, de Duitser beschikte over een dikke zuig-duim: Mensen Ernst’s Leben, See-, Land- und Schnell-Reisen in allen fünf Welttheilen. Nach mündlichen und schriftlichen Ueberlieferungen. Maar laten we even nuchter met die getallen van Parijs-Moskou uit 1832 gaan goochelen: de Mensen Ernst van de 20ste eeuw, de Griekse wonderloper Yiannis Kouros, liep ooit, in 1984 in Australië, ruim duizend kilometer in een kleine zes dagen. Verdubbel dat aantal en je komt enigszins in de buurt - al moet je dan in de resterende twee dagen nog eens vierhonderd kilometer afleggen. Kouros liep in 1996 in Frankrijk binnen 48 uur 473 kilometer... Menselijkerwijze - of beter gezegd: bóvenmenselijkerwijze - kán het dus.
Enfin. Je moet niet alles kapot willen checken als het om het fenomeen Mensen Ernst gaat, dit blad heet niet voor niets Mystical Miles. Snel terug dus naar de eerste helft van de 19de eeuw. De Noor had de smaak te pakken. Hij liep in opdracht van koning Ludwig van Beieren van München naar Griekenland, waar zijn zoon Otto ook koning was geworden. Mensen, die brieven voor de Griekse koning in zijn ransel had, deed er 24 dagen over en legde dagelijks gemiddeld 153 kilometer af. Onderweg moest hij omlopen langs steden waar de cholera of de pest heersten. En dan waren er nog de talloze rivieren, het getal 69 wordt genoemd: ‘Pas door eene rivier gezwommen en met de kleeren nog nat aan het lijf zag ik alweer twee, drie andere waterbekkens op mij wachten.’
Ook werd hij beroofd door bandieten en gearresteerd door een Ottomaanse Pasja bij de Griekse grens als vermoedelijke spion. Het is alsof de grote schrijver Karl May het allemaal verzonnen heeft. Eenmaal in Nauplion, toen nog de hoofdstad van het jonge koninkrijk Griekenland (dat zich net voor een deel had bevrijd van het juk van de Turken), ging hij per schip naar Triëst. Daar pakte hij zijn oude stiel weer op, van rondreizend hardloper. In juli van het jaar 1836 reisde Mensen Ernst naar Constantinopel om zijn grootste reis tot dan toe te beginnen (‘de kroon op al zijn wondertogten’). De Britse Oost-Indische Compagnie wilde belangrijke en dringende documenten naar Calcutta sturen. Ernst, die inmiddels bekend stond als een ‘betrouwbare en snelle’ koerier, bood aan om de documenten binnen zes weken te bezorgen. Dat kan nooit, meenden zijn opdrachtgevers. Er werd een realistischer voorstel gedaan: als Ernst erin zou slagen de documenten binnen acht weken te bezorgen, zou deze 19de eeuwse pakjesbezorger een som van 150 pond sterling krijgen. Ik ben al weg, zei Mensen Ernst, en hij trok zijn schoenen aan. Hij kwam op 27 augustus om negen uur ’s ochtends aan in Calcutta, ruimschoots binnen de afgesproken tijd.
Na een paar dagen in Calcutta te hebben doorgebracht om uit te rusten, zat er weinig anders op dan weer naar huis te rennen. Hij nam een meer noordelijke route en rende terug naar Constantinopel, waar hij 28 dagen later aankwam. Mensen Ernst, onze ultraloper avant la lettre, legde deze onwaarschijnlijke rondreis van in totaal 5200 mijl af in 59 dagen, een gemiddelde van bijna 90 mijl per dag. Opnieuw een ongelooflijke prestatie!
Schrijver dezes legde hetzelfde traject, Istanbul-Calcutta, ooit per bus af. Het schier oneindige Oost-Turkije, Teheran in toen nog Perzië, Herat en Kandahar in het wilde Afghanistan, de welhaast onneembare Khyberpas, Pakistan; en dan wachtte nog het uitgestrekte Noord-India, met de rivier de Ganges... Het was een tocht die vele weken in beslag nam. Per bus, en een stukje trein in India, het was een verschrikkelijk eind.
Mensen Ernst liep de hele route! Alstublieft!
Factchecking is ook in dit geval vrijwel onmogelijk - wel is zeker dat hij slechts acht dagen over het traject Teheran-Constantinopel deed. In de Perzische hoofdstad kreeg Mensen Ernst een gedateerde brief mee, die hij acht dagen later bij de Zweedse ambassade afleverde.
Terug in Europa waren er nieuwe dromen. Naar China rennen, of dwars door Afrika, naar de bronnen van de Nijl, die door nog geen enkele Europeaan waren gezien. Mensen Ernst trad in dienst van Prins Heinrich von Pückler-Muskau, een edelman uit het Duitse Bad Muskau die fan was van het langeafstandslopen en bovendien als classicus geïnteresseerd was in het oude Griekenland, en dus de klassieke Olympische Spelen. Hij was ook de man die het woordje sport in de Duitse taal zou introduceren. ‘Ik heb een paard op twee benen in dienst genomen’, schreef hij oneerbiedig aan een vriend over zijn nieuwste personeelslid, ‘en hij draagt een Turks kostuum.’
‘Ga jij maar eens in Afrika kijken’, zei de prins, die zelf ook aan de oevers van de Nijl had gestaan, ‘mijn zegen heb je. Ik geef je de benodigde papieren en geld mee. Neem de route via Damascus en Jeruzalem.’
Dat liet Mensen Ernst zich geen tweemaal zeggen. Binnen dertig dagen was hij al in Jeruzalem (‘waar hij eenige boodschappen had af te doen’), vandaar liep hij verder naar Caïro en de Nijl. Stroomopwaarts ging het, voorbij de oude tempels van Luxor en Karnak. Hij was al bijna in Soedan toen hij uitgeput tegen een palmboom ging leunen. Dysenterie, uitgedroogd, of was hij gewoon óp - wie zal het zeggen? Daar in het zuiden van het bloedhete Egypte, niet ver van de beroemde tempel van Aboe Simbel, bezweek onze snelloper. Geheel onverwachts uitgelopen.
Een paar dagen later werd zijn uitgeteerde lijk gevonden. Het werd ter plekke begraven, ‘aan den eersten waterval van den Nijl’. Zijn graf is een kleine twee eeuwen later verdwenen. De plek waar hij stierf is nu een groot meer genoemd naar president Nasser, gevormd door de bouw van een reusachtige dam.
‘Hij was een eerlijk en trouwhartig mensch’, schreef een krant een paar maanden na zijn overlijden. ‘Hij is miljoenen en miljoenen mensen voorbij gelopen.’
Mensen Ernst had het zelf al voorspeld: als ik stil sta, ben ik dood.
Tekst: Rolf Bos