Rek nooit zo ver dat je pijn voelt. Natuurlijk moet je wel ‘rek’ voelen. Dat gevoel wordt na verloop van vijf tot tien seconden minder, waarna je de beweging vijf tot tien seconden iets verder kan doorvoeren. Zorg ervoor dat je tijdens de rekoefeningen niet te veel afkoelt. Ga zo veel mogelijk uit de wind staan en trek eventueel een extra laagje aan.
Hordezit
Ga zitten op de grond en strek één been voor je uit. Je andere been gaat in negentig graden naar achteren toe. Je maakt jezelf lang. En terwijl je de voorste knie de grond in drukt ga je zover mogelijk naar voren. Houdt dit 20 seconden vast in een verende beweging.
Uitvalspas (lies)
Bij deze oefening rek je twee spiergroepen op: zowel de lies als de bovenbeen. Maak een uitvalspas vanaf je knieën. Zet je voet goed naar voren en zorg dat de knie niet voorbij je voet komt. Om het moeilijker te maken pak je je achterste voet beet. Houd je bovenlichaam rechtop en trek je achterste voet naar je kont toe.
Kuiten oprekken
Ga tegen een boom aan staan en strek je achterste been in lijn met je bovenlichaam. Houdt de hak iets van de grond en veer lichtjes in door je hak richting de grond te drukken. Dit voel je als het goed is in de bovenkant van de kuit.
Om de onderkant van de kuit te rekken kun je de volgende oefening doen. Haal je achterste voet iets dichterbij (richting de boom) en druk je knie van het achterste been naar de grond.
Hakkenbil (bovenbeen)
Pak met je hand je enkel beet. Knieën houd je naast elkaar. Trek je enkel naar je bil, borst naar voren en ga rechtop staan. Maak hele kleine bewegingen met je heup zodat je dynamisch aan het rekken bent. Doet dit met beide benen.
Hands to toes (hamstring)
Sla je rechterbeen over je linkerbeen heen. Maak jezelf helemaal lang en je gaat naar je achterste been toe. Daar mag je rustig naartoe veren. Zorg ervoor dat het achterste been gestrekt blijft en veer 25 keer in. Wissel van been.